Van G-schema’s naar regulatie: hoe de polyvagaaltheorie een ander perspectief biedt op gedachten, gevoelens en gedrag
- Lotte Hamelink
- 2 nov
- 2 minuten om te lezen
In de jeugdpsychiatrie ben ik als het ware grootgebracht met het invullen van G-schema’s. Ik leerde: mijn gedachten veroorzaken mijn gevoelens, en mijn gevoelens veroorzaken mijn gedrag.
Telkens wanneer ik ongewenst gedrag vertoonde (‘acting-out’), moest ik een G-schema invullen. Braaf vulde ik het in, maar aan mijn gedrag veranderde niets. Het leidde tot veel frustratie, bij mezelf en anderen. Ik verweet mezelf dat ik niet gewoon anders kon denken. Dat zou immers alles oplossen.
Ik wist wat ik moest denken, wat een helpende gedachte zou zijn. Waarom lukte het me dan niet om die helpende gedachte te denken op het moment dat dat nodig was?
Pas veel later, op volwassen leeftijd leerde ik tijdens een mindfulnesstraining dat het ook andersom werkt. Gedachten beïnvloeden gevoelens, maar gevoelens beïnvloeden óók gedachten. Het perspectief van de Polyvagaaltheorie voegde daar nog iets wezenlijks aan toe: of je je veilig of onveilig voelt, bepaalt in de kern hoe je de wereld ervaart, je voelt én de aard van je gedachten.
Wanneer je je onveilig voelt en in de sympathische staat (vechten/vluchten) bent, krijgen gedachten vaak de vorm van ‘ik moet…’ Je gedachten worden gedreven door een gevoel van urgentie en overleving, en je reageert vaak reactief in plaats van doordacht.
In de dorsaal-vagale staat (ineenstorting/shutdown) nemen ze eerder de vorm aan van ‘ik kan niet…’ In deze staat kan alles erg wanhopig voelen, waardoor perspectief totaal onbereikbaar is.
En de bevriezingsstaat (een combinatie van beide) kenmerkt zich door ‘ik moet, maar ik kan niet’.
Pas wanneer je je weer veilig genoeg voelt, kan het denken opener worden; genuanceerder, met meer perspectief: ‘ik kan’.
Het perspectief van de polyvagaaltheorie werkte voor mij ontschuldigend. Ik kon niet anders denken zolang ik me onveilig voelde. In plaats van top-down te proberen mijn gedachten te beheersen of te veranderen, kon ik nu bottom-up aan de slag met regulatie. Ik begon te begrijpen dat mijn gedachten deels een weerspiegeling zijn van mijn staat van zijn, en dat die, net als mijn gevoelens, kunnen veranderen.





Opmerkingen